In de wereld van 3d-printen draait het net als bij als bij een ‘gewone’ print om resolutie. Al gaat het bij 3d-printen niet over het aantal ‘dots per inch’ (DPI), maar over de laagdikte. De maateenheid die hiervoor wordt gebruikt is een micron. Waar het bij drukwerk en digitale fotografie belangrijk is dat het aantal DPI zo hoog mogelijk is, wordt het eindresultaat bij 3d-printen juist beter bij een lager getal. De kwaliteit van een uit lagen opgebouwd object is afhankelijk van de laagdikte van het materiaal. Deze laagdikte varieert van 0,3 mm tot 16 microns.
Een micron – ook wel micrometer of mu (µm) genoemd – is een duizendste deel van een millimeter. Ter illustratie: één micrometer heeft bijvoorbeeld de lengte van een rijtje van ongeveer 5000 atomen, of een honderdste deel van de dikte van een vel krantenpapier. Een mensenhaar heeft een gemiddelde dikte van 50 tot 70 microns.
Consumentenprinters
Er zijn inmiddels aardig wat consumentenprinters die printen met een laagdikte van 100 microns (0,1 millimeter). En dan hebt u al best iets goeds in huis. De Felix 3.0, de 3d-printer – die ik zelf gebruik – biedt een minimale laagdikte van 50 microns (0,05 millimeter). Een 3d-printer als de Form1 print zelfs met een laagdikte van 25 microns (0,025 millimeter) en de Ultimaker 2 haalt een minimale laagdikte van 20 microns, oftewel 0,02 millimeter. Dat is echt zeer dun voor een desktop-3d-printer.